De naam Bethábara
De naam Bethábara betekent ‘huis van de doortocht’ en is de plaats van Johannes de Doper was dopende aan de overzijde van de Jordaan (Joh.1:28). Daar in Bethábara klonk de scherpe Wetsprediking van Johannes de Doper en kwamen de menigten belijdende hun zonden. Het was dus een plaats waar tranen van berouw vloeiden en verootmoediging van hart gewerkt werd. Zo werd voor Christus de weg gebaand en voor de Heere bereid een toegerust volk (Luk. 1:17). Het is ons gebed dat de Bethábara-gemeente een plaats mag zijn waar vele harten worden toebereid om het Lam Gods te aanschouwen. Een plaats van verootmoediging en bekering van zonde, waar zondaren bijeen komen om de toekomende toorn te ontvlieden en doortocht te vinden in de genade.
In Bethábara klonk het over de wateren van de Jordaan ‘Zie het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt’ (Joh.1:29). Daar vonden velen vrede voor hun hart en vergeving van hun zonden in het gelovig aanschouwen van het Lam. Mocht de Bethábara-gemeente ook een plaats zijn waar de prediking van Christus en Zijn gerechtigheid, gezegend wordt om velen de ogen te openen voor de heerlijkheid en volkomenheid van de van God gegeven Borg en Middelaar.
Bethábara is ook de plaats waar volgens de Joodse Schriftverklaarders, Jozua het volk Israël over de Jordaan leidde in het beloofde land (Jozua 3:16). Op deze plaats stond dus de Ark in de Jordaan om de wateren tegen te houden en het volk Israël doortocht te geven.
Op dezelfde plaats stond Christus in de Jordaan om gedoopt te worden, als voorafschaduwing van Zijn dood en opstanding om zondaren doortocht te geven in het nieuwe verbond. Daar klonk het ‘Gij zijt Mijn geliefde Zoon, in U heb Ik Mijn welbehagen’ en daalde de Heilige Geest op Christus neer in de gedaante van een duif (Luk. 3:22).
De leden van de Bethábara-gemeente zijn het Lam gevolgd in Zijn doop. De doop der gelovigen is het teken van hun doortocht uit de verlorenheid om in te gaan in het genadeverbond en Christus’ eigendom te worden.
Bethábara is ook de plaats waar Christus Zich terugtrok toen men in Jeruzalem stenen opnam om Hem te stenigen (Joh. 10:31-42). Maar in Bethábara kwamen vele zondaren tot Hem en geloofden in Hem (Joh.10:42). Mocht zo de gemeente een plaats zijn waar Christus tegenwoordig is. Een plaats waar Hij verblijft. Waar in vele harten wordt gewerkt om Hem niet langer te verwerpen in ongeloof en stenen tegen Hem op te nemen, maar te geloven.
Het is onze bede dat de gemeente een plaats mag zijn van blijvende verootmoediging. Waar het Woord ontdekkend en verootmoedigend inwerkt op de harten en de Heilige Geest voortgaande bekering werkt. Dat wij ons blijvend kennen als zondaren, die verenigd in verootmoediging de tegenwoordigheid van het Lam verwachten. Een ‘huis van doortocht’ waar niemand zich gearriveerd waant, maar waar de bekering voortgaat om op te wassen in Hem. Dieper verootmoedigt over de zonde, rijker zien op het Lam, meer toegerust te worden om het Lam te volgen waar het ook gaat.
Als ‘huis van doortocht’ is de gemeente geen doel in zichzelf, het is alleen een plaats van doortocht, waar zielen moeten worden toegebracht en het volk wordt toebereid om in te gaan in Kanaän. Het is ons gebed dat de gemeente een plaats mag zijn waar het uitzien en de bereidheid is om uit deze aardse woestijn in te gaan in het hemelse Kanaän, om over te gaan van de strijdende in de triomferende Kerk en eeuwig bij het Lam te zijn in het land van de eeuwige rust.